‘We waren toen een spoedtransportdienst’

Een witte slagersjas zonder embleem, een pupillampje en een zandloper. Hans Stout weet het nog exact: dat was het lijstje met attributen die hij zelf moest aanschaffen toen hij in 1986 als parttime chauffeur en EHBO’er aan het werk ging op de ambulance, bij Taxi Van Vliet in Alblasserdam. Vanmiddag, 31 jaar later, maakt hij zijn laatste rit als ambulancechauffeur van de post Papendrecht. Op 59-jarige leeftijd stopt hij met werken.

“Wat ik precies met dat lampje moest, weet ik tot op de dag van vandaag niet”, vertelt de goedlachse Papendrechter. “Het zandlopertje was bedoeld om de pols van de patiënt te kunnen meten. Een gebruikte jas kreeg ik van een bevriende keurmeester voor vee en vlees, hij kreeg zelf toch vaak een nieuwe.”

Stout had indertijd een vaste baan bij de bedrijfsbrandweer van Shell Pernis en ging het ambulancewerk erbij doen. De eerste jaren hield dat in dat hij elke veertien dagen de ziekenwagen van vrijdagavond tot maandagochtend mee naar huis in Nieuw-Lekkerland nam. Van huis weggaan kon in zo’n weekeinde niet, want de alarmering verliep per vaste telefoonlijn. “Natuurlijk altijd als je nét zat te eten of stond te douchen: dan moest ik gauw afspoelen, rennen en m’n collega-EHBO’er oppikken.” De verdienste was: 1 gulden en 50 cent per rijuur.

De tekst gaat verder onder de foto.

Het werk was op geen enkele wijze vergelijkbaar met dat van nu. Stout: “Om het cru te zeggen: wij reden met toeters en bellen naar de patiënt, daarna met toeters en bellen naar het ziekenhuis en dan was het een kwestie van turven wie het overleefd had. Wij waren goedwillende EHBO’ers, maar konden echt geen mensenlevens redden na een zwaar ongeval. Je was in feite een spoedtransportdienst.” Niet lang daarna begon de professionalisering van het ambulancevak. “Ik kon de opleiding gaan volgen als ‘ambulancebegeleider niet-verpleegkundig’. In het ziekenhuis van Sliedrecht leerde ik onder meer infuusnaaldjes prikken.”

Eind jaren 80, begin jaren 90 vond een fusiegolf van lokale ambulanceaanbieders plaats. Tegen de tijd dat er één Ambulancedienst voor heel Zuid-Holland Zuid was ontstaan, was Stout fulltime-ambulancechauffeur geworden met alle bijbehorende en steeds zwaardere en uitgebreidere opleidingen. Tegenwoordig is een rit met toeters en bellen náár het ziekenhuis eerder uitzondering dan regel, omdat het ambulancepersoneel de patiënt meestal ter plekke kan stabiliseren en daarna rustig vervoert.

Hij heeft met volle teugen van het werk genoten. “Het contact met de patiënten, de vrijheid van het met je collega samen op die wagen zitten, dat zal ik missen. Soms kom je in een situatie waar je moet doorpakken en aanpakken, maar heel vaak is er tijd voor een praatje en een grapje. Bijna altijd wist ik bij de eerste stap over de drempel hoe de sfeer was, bij welk type mens ik was en dus ook wat ik me kon veroorloven te zeggen. ‘Ik ga voor u op mijn knieën, mevrouw’, dat is vaak een mooie ijsbreker als je bij een wat oudere dame knielt. In 99,9 procent van de gevallen was dit werk geweldig.”

Twee inktzwarte voorvallen zal hij echter niet meer van het netvlies krijgen. Eén ervan is het ongeval van collega Thérèse Smit, die als ambulanceverpleegkundige in de zomer van 2002 tijdens het werk op de A16 werd aangereden en daarbij om het leven kwam, evenals haar patiënt. Stout kende Smit goed, al vanuit hun beider begintijd in Nieuw-Lekkerland. Zij had hem het reanimeren geleerd, want ze was van huis uit een ‘echte’ verpleegkundige die net als hij het werk op de ambulance erbij deed. Stout had dienst die nacht in 2002. Hij werd met zijn collega naar de ongevalsplek geroepen. “Onderweg hoorden wij de collega van Thérèse over de portofoon zeggen dat zijn collega was overleden. Ik krijg nu nog kippenvel als ik dit vertel en als ik denk aan alles wat we daarna aantroffen.” Het was de enige keer in de voorbije decennia dat een ambulancecollega in de regio tijdens het werk verongelukte.

Ook de niet-succesvolle reanimatie van een baby’tje blijft hem bij. “We hadden besloten te stoppen met reanimeren. We vonden dat we het kindje zoals het op dat moment was, niet aan de moeder konden geven. Een politieman en ik hebben het baby’tje schoongemaakt en weer netjes aangekleed, voordat we het samen aan de moeder hebben gegeven. De feestelijke slingers van de geboorte hingen er nog. Die twee gebeurtenissen heb ik een plek kunnen en moeten geven, maar het zijn de laatste dingen die ik ooit zal vergeten.”

Hans, geniet in goede gezondheid van je pensioen en bedankt voor je tomeloze inzet!