De Rapid is hetzelfde en toch heel anders
“Hetzelfde en toch heel anders.” Zo omschrijft ambulanceverpleegkundige Sebastiaan het werken op de Rapid Responder. “Je komt in je eentje bij de patiënt. Daardoor moet je anders denken dan wanneer je samen met een ambulancechauffeur bent. Dat vind ik uitdagend. Als ‘Rapid’ vraag ik makkelijker hulp aan omstanders en die krijg ik ook sneller. Ik krijg zelfs vaker koffie aangeboden, ‘omdat ik maar alleen ben’.”
Sebastiaan is een van onze veertien verpleegkundigen die hun diensten op de gewone spoedambulance afwisselen met Rapid-diensten. Maar wat is dan precies die Rapid Responder? Het is onze flexibele ambulance-in-een-personenwagen. “Ik heb alle levensreddende hulpmiddelen bij me die ik in een ambulance ook heb”, legt Sebastiaan uit. “Dus ik kan precies dezelfde hulp bieden. Maar ik heb geen chauffeur die me assisteert en ook geen brancard om de patiënt op mee te nemen.” Sebastiaan rijdt als verpleegkundige zelf.
De Rapid Responder is 17 jaar geleden in de regio geïntroduceerd om piekmomenten in de ambulancezorg op te vangen. Hij ontlast de gewone ambulances door dáár naar toe te gaan waar niet per se een wagen met brancard en twee hulpverleners nodig is. Sebastiaan: “In de praktijk betekent dit dat de meldkamer de Rapid kan sturen naar de meldingen waar wél snel naar een patiënt gekeken moet worden, terwijl de verwachting niet is dat die patiënt onmiddellijk of überhaupt vervoer nodig heeft.” Hij heeft het nog niet goed en wel uitgelegd, of de pieper gaat. Op het station van Sliedrecht heeft een jonge vrouw een epileptische aanval in de trein.
(De tekst gaat verder onder de foto’s.)
“Dit is typisch een melding waar ik alleen op af kan”, vertelt Sebastiaan onderweg. “Net als bijvoorbeeld naar een gevallen fietser, of een kind met een koortsstuip, of een patiënt met diabetes die een hypo heeft. In zulke situaties hoeft de patiënt meestal niet mee naar het ziekenhuis. En mocht dat toch nodig zijn, dan kan ik – als dat veilig en verantwoord mogelijk is – de patiënt zittend naast mij vervoeren. Kan dat echt niet, dan roep ik alsnog de hulp in van collega’s die iemand liggend kunnen vervoeren. Maar de zorg is dan al op gang gekomen en de spoedeisendheid is meestal geweken.” Al onze Rapids zijn goed getraind om met zwaailicht en sirene te rijden.
Op het station van Sliedrecht voltrekt zich precies dat wat Sebastiaan voorspelde. Terwijl hij de vrouw aanspreekt die in de stilstaande trein op de grond ligt, zijn er rondom hem mensen die hand-en-spandiensten aanbieden. Iemand gaat op zijn verzoek alvast vragen of ze in het restaurant even mogen zitten. Zodra de epileptische aanval geweken is en de patiënte met ondersteuning kan lopen, kan de trein verder. Sebastiaan doet de controles binnen aan een tafeltje. Het ziet er goed uit. Na telefonisch overleg met haar huisarts zet hij de vrouw thuis af in Papendrecht. Een ‘grote’, maar ook schaarse ambulance met twee hulpverleners was hier dus niet nodig. “Zo gaan we zuinig om met onze capaciteit.”
Tijdens het wegrijden bij het huis van de vrouw, wordt Sebastiaan meteen alweer opgeroepen voor een reanimatie in Zwijndrecht. “Naar een reanimatiemelding gaan altijd twee ambulances”, legt hij onderweg uit. “Omdat er meer handen bij nodig zijn. Maar er is maar één ambulance met brancard nodig om de patiënt te vervoeren. Dus als tweede ambulance kan ook de Rapid worden meegestuurd.” Ter plekke blijkt de patiënt bij kennis. De Rapid is niet nodig voor extra assistentie en vertrekt weer.
Sebastiaan keert nu terug naar de post Papendrecht. Dit is de uitvalbasis van de Rapid, maar hij kan op alle posten paraat staan. “Als Rapid bewaak je ook mede de uitrukposten waarvan alle ambulances op pad zijn. Stel dat de beide ambulances van de post Zwijndrecht voorlopig bezig zijn, dan kan de meldkamer me vragen of daar te ‘posten’, de wacht te houden dus. Zo garanderen we de acute zorg voor een eventuele volgende melding, met zo kort mogelijke aanrijdtijden.”
Dan wordt Sebastiaan gevraagd om naar een huis in het hart van de Alblasserwaard te gaan waar een jonge vrouw een epileptische aanval lijkt te hebben gehad. Op de slaapkamer neemt hij de tijd voor uitgebreide controles en om met de vrouw en haar moeder te spreken. Om vervolgens te concluderen dat het verstandig is dat de patiënt in het ziekenhuis beoordeeld wordt. “Ik ga voor haar een ambulance bestellen.” De patiënt zelf meenemen in de auto vindt Sebastiaan wegens de afgelegenheid en de kans op een nieuwe aanval niet verantwoord. “Als zij onderweg toch weer iets krijgt, dan staan we onthand in de donkere polder.” Het voordeel is nu echter dat een grote ambulance in alle rust naar het huis kan komen, zodra er een vrij is.
Die avond wordt Sebastiaan nog opgeroepen voor een aangereden voetganger in Dordrecht. De vrouw is aanspreekbaar, maar de politie heeft ervoor gekozen haar niet te laten opstaan. Een typische Rapid-melding dus. De patiënt blijkt te kunnen lopen, maar moet worden nagekeken. Dat kan niet in de Rapid. Het lukt wel prima in de beslotenheid van de politiebus. Omdat ze op haar hoofd is gevallen, moet de patiënt volgens protocol een scan ondergaan en dus naar het ziekenhuis. Zij kan in haar toestand veilig bij Sebastiaan instappen op de bijrijdersstoel. Weer een rit voor een spoedambulance vermeden, dus. Met twee à drie Rapid-diensten per maand per persoon zorgen Sebastiaan en zijn collega’s er zodoende niet alleen voor dat ambulancecapaciteit zo efficiënt mogelijk wordt benut, maar ook nog eens dat ze zelf maximaal worden uitgedaagd in hun mooie vak!