Column: Mantelzorger, blijf zelf op de been!
De meldkamer stuurt ons met spoed naar een chronisch zieke patiënt die thuis plots ernstig achteruit zou gaan. De melding via 112 is gekomen van de mantelzorgers, die langdurig de zorg voor hun familielid dragen.
Ter plaatse bekijken wij de patiënt en we doen onze metingen. We vinden het eerlijk gezegd allemaal nogal meevallen. Conform onze protocollen laten we de patiënt – die zelf ook niet met ons mee wil – thuis. Maar we moeten praten als Brugman om die beslissing aan de familie uit te leggen.
Onze keus wordt door hen niet geaccepteerd. Uiteindelijk gaan we in overleg met de huisarts van de patiënt. Deze is het er roerend mee eens dat wij de patiënt niet gaan vervoeren. Er ontstaat een onprettige sfeer. De huisarts moet een bemiddelende rol spelen. En dan komt de aap uit de mouw. De mantelzorgers blijken op het punt te staan om voor een korte vakantie weg te gaan. Zij dachten dat de patiënt wel in het ziekenhuis zou kunnen verblijven totdat zij terug waren.
Uit dit waargebeurde verhaal kun je van alles halen, bijvoorbeeld over hoe makkelijk er wordt gedacht over het gebruik van schaarse ambulances en ziekenhuisbedden. Maar daar wil ik het niet over hebben. Het gaat me nu om de mantelzorgers zelf. Het gedrag zoals hierboven omschreven is zeker niet exemplarisch voor mantelzorgers, het is zelfs zeer uitzonderlijk. Het geeft wel aan dat mantelzorg je soms boven het hoofd kan groeien. Veel mantelzorgers zijn chronisch overbelast en hebben het gevoel nergens op terug te kunnen vallen.
In mijn beroep als ambulancechauffeur kom ik veel mantelzorgers tegen. Ze zitten naast me wanneer ze een familielid, vriend, buur of kennis begeleiden naar bijvoorbeeld een bezoek aan de specialist, of een bestraling of chemotherapie. De een doet het uit liefde, de ander ‘omdat het hoort’. Een derde omdat niemand anders het doet, of omdat hij/zij nu eenmaal van alle kinderen het dichtste bij woont. En een vierde is deze keer toevallig ‘aan de beurt’.
Ook onder mijn collega’s zijn er mantelzorgers. Wat me opvalt is dat zij vaak een gezin runnen, ook nog klassenmoeder of vrijwilliger zijn en daarbovenop dan nog mantelzorger voor iemand in hun omgeving. Petje af voor allen die dit op zich nemen. Voor sommigen geeft het voldoening. Maar je kan er zo door in beslag genomen worden dat je jezelf uit het oog verliest. Ik probeer er altijd op te wijzen dat er hulp bestaat wanneer het te veel wordt. Vaak weten mantelzorgers dat niet.
Als het tijdelijk niet lukt om voor een partner, familielid of andere naaste te zorgen, dan kan respijtzorg worden aangevraagd. Dat is vervangende mantelzorg. Er wordt bijvoorbeeld tijdelijke professionele verpleging en verzorging geregeld, of opvang buitenshuis. De gemeente of Stichting MEE of een mantelzorgorganisatie kan hierbij helpen. Ook de website Mantelzorg.nl geeft advies over deze situatie. Sommige gemeenten bieden kleine extra’s voor mantelzorgers zoals voordeelcoupons of gratis parkeren.
Mantelzorgers hebben trouwens nóg een belangrijke taak: veelal zijn zij de eersten die melding maken van verandering of verslechtering van een medische situatie. Hierdoor kunnen wij tijdig worden ingeroepen. Zo wordt voorkomen dat de patiënt onnodig ver achteruit gaat. Als je mij vraagt waar de beste mantelzorg wordt verleend, dan zeg ik steevast: daar waar liefde en trouw naar hulpbehoevenden blijkt en waar andere prioriteiten de mantelzorg niet in de weg staan.
Dat neemt niet weg dat de mantelzorger ook zichzelf op de been moet kunnen houden. Wees niet bang om een grens aan te geven. Wordt het te veel, vraag dan hulp. Ook voor u is er een vangnet.
Onze ambulancechauffeur Wim Visser schrijft op deze plek regelmatig columns, vanuit eigen ervaring en beleving. Dit is de vijfde aflevering.