Column: Nieuwsgierigheid ook een ziekte?

Bij sommige 112-meldingen komt meer dan alleen de ambulance voorrijden. Dan zijn ook de media er als de kippen bij. Kranten, radio en tv. En niet te vergeten het uitdijende leger van 112-hobbyfotografen die hun beeldmateriaal leveren aan even zo veel lokale incidentenwebsites en social-mediapagina’s.

Wij krijgen onze alarmeringen in de digitale P2000-pager en tegelijk op de display van onze portofoon. We zien dan waar we naar toe moeten en met welke urgentie. In de auto krijgen we vervolgens op het scherm (mobiele dataterminal) meer informatie over de toestand van de patiënt. Uiteraard is die patiëntgebonden informatie afgeschermd, maar P2000 is dat niet.

De digitale oproep kan via een gewone PC worden omgezet in leesbare tekst. Die meldingen worden door P2000-sites gepubliceerd. Iedereen kan ze lezen, in tegenstelling tot de gesproken berichten die verlopen via het niet af te luisteren C2000. Nu vermeldt P2000 er sinds enige tijd weliswaar geen huisnummer meer bij, maar als je de straat weet hoef je alleen nog maar naar de hulpvoertuigen te zoeken om alles mee te maken.

De journalistiek heeft de taak en in sommige gevallen de plicht om nieuws te brengen. Daarnaast is het hun broodwinning. Ik vind dat prima. Maar ze zijn vaak ter plaatse voordat wij er zijn en staan soms lelijk in de weg met hun voertuigen. Tijdens het zogeheten motorkapoverleg (de afstemming tussen hulpdiensten op straat) staan journalisten niet zelden mee te luisteren naar informatie over het in te zetten materieel, het verwachte resultaat van de hulpverlening en het letsel van patiënten. Dat is een beetje ’n grijs gebied. Wij kunnen immers niet naar elkaar fluisteren en de journalisten hoeven natuurlijk hun oren niet af te dekken, zolang ze achter de afzetting blijven en/of aanwijzingen van de politie respecteren.

Er is ook gedrag dat over de grens heen gaat. Wij behandelden eens een patiënt in de ambulance en omdat het warm was stond de deur open. Op zeker moment stapte ik even uit en trof een fotograaf aan die zich platgedrukt hield tegen onze wagen om mee te kunnen luisteren om het hoekje. Op deze categorie moeten wij altijd beducht zijn wegens de privacy van onze patiënten en het medisch beroepsgeheim.

Meestal is het onschuldiger. Zo zijn er door de jaren heen altijd jonge jongens actief die rondom de ambulanceposten ons rijdend materieel fotograferen. Prachtig dat ze dit waarderen. Waarschijnlijk zitten hier de nodige toekomstige collega’s tussen. Hebben we een nieuw voertuig, dan laten we deze hobbyisten daar graag even in kijken. Zij staan niet in de voorste linies van bloed, zweet en tranen. Wel maak ik me zorgen als ze bij een uitruk soms gevaarlijk dicht op de weg staan.

Ook het gewone publiek kan erg nieuwsgierig zijn. Volwassenen met kleine kinderen staan gerust vooraan bij ongelukken, zich blijkbaar niet bewust van de ‘netvliesbelasting’ die ze hun kroost meegeven. Een enkele keer zie ik vanuit m’n ooghoek dat dappere ouders kind(eren) bij de hand pakken en snel van de plaats van het ongeval wegloodsen.

Recent ben ik toch nog verrast door een categorie ramptoerist die ik nog niet kende. We krijgen een melding met niet al te veel details, over een zieke persoon thuis die met spoed hulp nodig heeft. Eenmaal ter plaatse doen we diverse lichamelijke controles bij de vrouw van ruim in de tachtig om wie het gaat. Terwijl we daarmee bezig zijn zegt de patiënt: ‘Wat binne jullie snel… Ik had nog niks gezien op de kompjoeter. Ja, ik hou alles bai… Ik ben arg nieuwsgierig. Ik kaik oltaid waer jullie en ook de brandweer naer toe gaon.’

Gelukkig bleek de melding erger dan de kwaal. De patiënt kon doorverwezen worden naar de huisarts. Maar op de terugweg dacht ik stilletjes bij mezelf: Zou nieuwsgierigheid soms ook een ziekte zijn?

Onze ambulancechauffeur Wim Visser schrijft op deze plek regelmatig columns, vanuit eigen ervaring en beleving. Dit is de tweede aflevering.